6 oktober 2013

Anna en Armand

Het is de afgelopen weken mooi weer geweest en traditiegetrouw, althans dat is het streven, wordt er dan op de zondagmiddag gewandeld. Op het programma stond een rondwandeling van een kilometer of vijftien van Holset, door de velden en bossen naar Sippenaeken, en terug. Doordat het pad over zeer geaccidenteerd terrein liep, berg op, berg af, dwars over een golfbaan, via holle wegen die vaak toch nog erg modderig waren, was de wandeling op zijn zachtst gezegd pittig. Na een lunchpauze bij Le Barbeau in Sippenaeken aanvaardden we de terugtocht en kwamen al gauw langs een watermolen die zijn energie put uit de Geul. Moulin Terbruggen, een graanmolen die gebouwd werd in 1801, is gerestaureerd en draait nog steeds op vaste tijden. Wat opvalt is dat de Geul op deze plaats rijkelijk omzoomd wordt door hoge planten die in mooie schakeringen van roze, paars, lila en wit bloeien, een lust voor het oog. Ongeremd en ontembaar lijkt het. Aan deze ‘springbalsemien’ die hier zo uitbundig groeit zit een mooi liefdesverhaal.  

Een kleine tweehonderd jaar geleden woonde ze hier. Ze was mooi, Anna, dochter van de molenaar. Maar arm, want in die tijd bestond er nog geen minimumloon en het gezin ‘molenaar’ kon maar net rondkomen van wat de boeren in de omgeving betaalden voor het malen van het graan. Hoewel ze aanvankelijk niet het ‘mooiste meisje van de klas’ was veranderde dit gestaag. Van lelijk eendje tot mooie zwaan. Alle jongens uit de buurt zagen haar wel zitten, maar vanaf haar prille jeugd had ze alleen maar oog voor Armand, haar buurjongen. Toen ze op een dag hun voornemen om te gaan trouwen bekend maakten kwam dit dan ook niet als een verrassing. Maar er was een probleem. Het was in die tijd gebruikelijk dat de bruid van haar ouders een bruidsschat mee kreeg maar zelfs een trouwjurk konden zij niet betalen. Anna besloot daarom om hem zelf te maken. Ze was een ijverig meisje en zeer bedreven met naald en draad. Al jaren hielp ze vrouwen en meisjes uit de buurt met allerhande naai- en verstelwerk. Niets was haar teveel. Met het beetje geld dat ze hiermee had verdiend kocht ze bij de herder in het dorp een flinke hoeveelheid wol die ze zelf kaarde, tot garen spon en er vervolgens een prachtige lap stof van weefde. Maandenlang werkte ze aan de jurk. Ze borduurde de mooiste bloemen, sommigen met een gouden glans, andere in een prachtig groene kleur. Een kanten zoom, als een guirlande met bloempjes die ze maakte van lila, roze, witte en paarse stukjes stof, maakte de jurk tot iets oogverblindends. Toen hij uiteindelijk klaar was en ze hem aan haar moeder liet zien wist die niet wat te zeggen; zoiets moois had ze nog nooit gezien. Anna kon bijna niet wachten om Armand het goede nieuws te vertellen en samen een trouwdatum vast te stellen.

In die tijd had je nog geen Facebook, Hyves, Twitter en ga zo maar door, maar toch verspreidde het nieuws van de mooiste trouwjurk die ooit in de omgeving van Sippenaeken gemaakt en gezien was, zich snel.

De zon stond al hoog aan de hemel die aprildag, toen er flink op de deur gebonsd werd. Omdat haar vader in de molen aan het werk was hoorde ze het eerst niet. ‘Mijn dochter gaat binnenkort ook trouwen.” zei een krassende stem, ”Mag ik die jurk van je lenen, één dag maar.” Eucalypta, de heks uit het Vijlenerbos stond oog in oog met haar. Door haar afzichtelijke lelijkheid en de voelbare ijzige kou die ze uitstraalde, stond Anna als bevroren in de deuropening maar ze verloor geen moment haar positieven. “Nee, nooit!” schreeuwde ze uit. “Maar het is maar voor één dag”, herhaalde de heks. Een ekster die op haar schouder zat schreeuwde mee. ”Nee, nee en nog eens nee!” en ze smeet de deur voor de ogen van de heks dicht. “Dat zal je nog berouwen meisje!” hoorde ze nog net door de dikke dichtgegooide deur. Ze was ten einde raad. Wat nu? Uitlenen, nooit. Aan de bosheks al helemaal niet. Maar je wist natuurlijk nooit wat zo’n toverkol in haar schild voerde. Wat zou er gebeuren als zij haar zin niet kreeg? Ze pakte haar jurk goed in, opende de deur en keek of de kust veilig was en rende zo hard ze kon, door de velden en de weides, naar Armand, die op de akker aan het werk was. Ze vertelde hem wat ze zojuist had meegemaakt. “Als je de bosheks tegen je krijgt weet je nooit wat er gaat gebeuren, Anna. Wil je hem echt niet…” Nog voor hij zijn zin af kon maken antwoorde Anna al. “Nee, nooit. Hier heb ik maandenlang aan gewerkt. Ik denk er niet aan”. Ze wikkelde het papier ervan af. Armand was sprakeloos. Zoiets moois had hij nog nooit gezien. Maar alsof het afgesproken was kwamen er vanuit alle uithoeken tientallen eksters aan gevlogen die op de jurk inpikten en hem probeerden mee te nemen. Maar Anna liet niet los. Ze werd tientallen meters meegesleurd en kwam uiteindelijk in de Geul terecht waar ze verdronk. De kleurige snippers van de kapot getrokken jurk vlogen door de lucht en werden door de wind honderden meters verspreid. Overal waar ze neerkwamen leken wei en waterkant in een bloemenzee veranderd. Zo snel als de zwartwitters gekomen waren, net zo snel waren ze weer verdwenen. Armand dacht dat hij gek werd. Huilend en schreeuwend van verdriet rende hij naar huis en sloot zich op. Maandenlang wilde hij niemand zien. Maandenlang keek hij niet om naar zijn akkers, waarop het onkruid uiteindelijk welig tierde. Pas toen hij tegen de herfst weer naar buiten kwam en zich sterk genoeg voelde om het werk weer te hervatten zag hij op de plekken waar de snippers terecht gekomen waren, duizenden bloemen staan, in de kleuren van Anna’s jurk, een teken dat zij aan hem dacht, een teken dat hem de kracht gaf om door te gaan.

In de vele jaren die daarop volgden hebben de bloemen zich steeds verder uitgebreid langs de Geul. Als je er nu een wandelingetje maakt en je ze ziet ze staan, denk even aan Anna en Armand, het verliefde stelletje wiens liefde niet mocht zijn, maar waaraan we wel deze uitbundige bloemenzee te danken hebben.

Naar een idee van Kees Goossens

De springbalsemien(Impatiens glandulifera) is afkomstig van het Himalayagebergte, vooral uit Tibet. Het is de grote broer van het Vlijtige Liesje, dat we allemaal wel kennen. De plant houdt van vocht en groeit daarom graag in de buurt van water, langs sloten en beken. Bij het rijpen van de zaden komen door ongelijke groei de zaaddozen onder druk te staan. De vijf delen van de vrucht rollen zich op waarbij het zaad, bij de geringste aanraking, meters ver ‘weg geschoten’ wordt.

Ik heb wat zaad verzameld. Als je het ook eens wilt proberen in je tuin laat het me weten even weten.

      

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE