4 januari 2009

4 januari 2009

Noord, oost, zuid, west.

Het gebeurt iedereen wel eens. Je maakt op een mooie zondagmiddag een heerlijke wandeling. Voor de afwisseling neem je eens een andere route. Wat is dit stuk van de heide toch mooi! En zo afwisselend. Maar voordat je het weet, weet je niet meer waar je bent. Moeten we hier nou links- of rechtsaf. Of kunnen we beter omdraaien. Ik heb bovendien het idee dat ik her al eerder ben geweest. Met andere woorden, verdwaald! Waar is het noorden. Trouwens het oosten, zuiden en westen zijn net zo’n groot raadsel. En wat dan nu? Hoe komen we hier weer uit?

 

Er zijn enkele ‘trucs’ die je weer op het goede spoor kunnen brengen. Op de eerste plaats de minst betrouwbare methode. In Nederland komt de wind meestal uit het zuidwesten. De meeste regen valt zodoende op die zijde van de bomen waardoor die kant altijd vochtiger is dan de andere kant. Een algje, Pleurococcus vulgaris, maakt hiervan dankbaar gebruik en kleurt die kant van de stam groen. Dit is dus het zuidwesten.

 

Voor de tweede methode heb je een lopend horloge met wijzers nodig. Het zuiden is dan gemakkelijk te bepalen. Tenminste als de zon schijnt. Omdat alleen de wintertijd correspondeert met de zonnestand – 12 uur, hoogste stand, pal zuid – moet je klokje eigenlijk de wintertijd aangeven. Dus ‘s zomers even een uur terug zetten. En nu komt de truc. Trek een denkbeeldige lijn tussen het middelpunt van de wijzerplaat en de 12. Er wordt nu een hoek gevormd tussen deze denkbeeldige lijn en de kleine wijzer. Houd het horloge nu zó dat de kleine wijzer naar de zon wijst. De lijn die de hoek in tweeën deelt wijst pal naar het zuiden. (Als je geen zin hebt om je horloge een uur terug te draaien dan moet je natuurlijk in plaats van de 12 de 1 als uitgangspunt nemen voor het bepalen van de hoek)

 

Maar wat te doen als het donker is. Een horloge heb je wel, maar geen zon die verder je helpen kan. Toch is er ook nu een manier om de windrichtingen te bepalen. Het enige dat je ziet zijn sterren, ontelbaar veel sterren. Maar van al deze sterren is er voor ons maar één belangrijk, de poolster. Een heldere ster die precies in het verlengde van de aardas staat en daardoor op altijd op exact dezelfde plaats, precies in het noorden. Voor mij is het lang een raadsel gebleven welke ‘heldere’ ster nu precies die poolster is. Zeker als je op een plaats staat waar weinig ‘lichtvervuiling’ is, buiten de stedelijke gebieden. Daar lijkt het aantal sterren nog groter. Toch is het helemaal niet zo moeilijk. Schorpioen, Waterman en Vissen, ik heb ze nog nooit kunnen onderscheiden in de wirwar van twinkelende sterretjes. Naar die ene maagd heb ik lang gezocht. Het hele heelal tot in de verste uithoeken. Niet gevonden. (Voor een astonoom zal dit waarschijnlijk geen probleem zijn) Maar er is een ‘sterrenbeeld’ waar je geen sterrenkundige voor hoeft te zijn, dat iedereen wél kent, de Grote Beer, of zoals hij ook wel genoemd wordt het ‘steelpannetje’. Dit steelpannetje weten we allemaal wel te vinden. En als je van dit steelpannetje dan de lijn van de korte zijde een keer of vier verlengt kom je uit bij een heldere ster, de poolster. Dit is het noorden. En weer zijn we gered!

 

Voor dat je gaat wandelen of gedropt wordt kun je natuurlijk ook gewoon een kompas bij je steken. Werkt altijd en is veel minder omslachtig. Maar natuurlijk wel veel minder leuk en lang niet zo spannend.

 

Vorige week stond er een felle oostenwind. Er zaten daardoor maar weinig stof- en waterdeeltjes in de lucht. Hierdoor was de sterrenhemel veel helderder dan normaal, zelfs in een stedelijk gebied. De poolster was heel duidelijk waarneembaar.

 

 

In 1997 fotografeerde ik de komeet Hale-Bopp. Een tijdopname van, ik dacht, een minuut of vijf. Hierop is duidelijk te zien dat alles draait. Alleen de poolster, rechtsonder op de foto, blijft keurig op de plaats.

 

  

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE