28 december 2008 

28 december 2008

Het wonder van het water

 

Een paar dagen geleden ging de temperatuur opeens flink onderuit. De wind draaide naar de oosthoek.  Praktisch meteen zaten de vissen gevangen onder een dun ‘glasplaatje’. Bijna roerloos – hun bioritme is nu bijna nul -  kijken ze omhoog. De laatste bladeren van de waterlelie, die enkele dagen geleden nog maar met moeite bleven drijven, zitten nu vastgevroren. Wat een verschil met het bruisende vijverleven in de zomer!

 

Water. Misschien is water wel de belangrijkste materie op aarde. Zonder water, geen leven. Als men zoekt naar leven op andere planeten zoekt men eerst naar de belangrijkste bouwsteen voor dit leven, water. Op Mars reden karretjes rond op zoek naar water en met stellige zekerheid is bewezen dat er echt water heeft gestroomd. Op dit moment zijn er alleen nog grote hoeveelheden ijs. Het is daar wat kouder dan bij ons.

 

Voor ons is water zo gewoon. Altijd in ruime hoeveelheid aanwezig. Je draait de kraan open en glashelder water stroomt zonder beperking, zonder bijsmaak, zonder bacteriën in je glas, je emmer, je ligbad en je vijver. Water van topkwaliteit. Je raakt hieraan gewend en beseft eigenlijk niet wat dit voor een rijkdom is. Heel veel landen hebben deze luxe niet.

 

Water, de bouwsteen voor alle leven. Planten bestaan gemiddeld voor 95 procent uit water. Dit varieert natuurlijk per soort. Een kropje sla bevat meer water dan een eikenboom. Ook de mens bestaat voor het grootste gedeelte uit water. Maar dit gedeelte neemt af naarmate je ouder wordt. Voor de geboorte bedraagt dit percentage maar liefst 97 procent. Daarna begin je meteen te ‘verdrogen’. Percentage water op tweejarige leeftijd: 75%. En als je 75 bent besta je nog maar voor 60 procent uit water. Trek je de lijn zo door, als dat zou kunnen, dan  besta je op 200-jarige leeftijd uit alleen maar droge materie. Zou dan dit ‘opdrogen’ de reden zijn dat onze dagen beperkt zijn?

 

Om de meest wonderbaarlijke eigenschap van water te kunnen vertellen eerst even een beetje natuurkunde. Wanneer een stof verwarmt wordt gaan de moleculen, de kleinste deeltjes van deze stof, sneller bewegen en nemen ze meer ruimte in. De stof zet uit, wordt daardoor lichter en stijgt op. Dus hoe warmer, des te lichter. Koelt hij af, en wordt dus weer zwaarder, dan zakt hij weer naar beneden. Ook water reageert zo, met een kleine uitzondering. En wel tussen 0 en 4 graden Celsius. Tussen deze twee punten reageert het juist tegengesteld. Water van 0 graden is juist lichter dan water van 4 graden celsius en drijft dus boven. Het gevolg hiervan is dat water eerst aan de oppervlakte bevriest. Wij vinden dat allemaal heel normaal maar als water zich zou gedragen net zoals alle andere stoffen – en waarom het dat niet doet weten we niet - dan zou een sloot en een vijver vanaf de bodem bevriezen en het oppervlak pas als laatste aan de beurt komen. Dan zouden we de schaatsen echt lang in het vet kunnen laten. We zouden pas kunnen schaatsen als de sloot een massieve blok ijs zou zijn. Er zou een heel lange vorstperiode noodzakelijk zijn. Voordeel zou wel zijn dat je dan niet meer door het ijs zou kunnen zakken. De elfstedentocht zou waarschijnlijk niet eens zijn bedacht laat staan ooit gereden. Ook voor het leven in sloten en vijvers zou dit rampzalig zijn. Vissen zouden door het van onder oprukkend ijs naar de oppervlakte gedreven worden waar ze uiteindelijk zouden vastvriezen. Nu blijft op diepere plaatsen, onder het ijs, de temperatuur een graad of vier. De ijslaag aan de bovenkant heeft een isolerende werking. Op een heel laag pitje komen vissen en ander waterleven goed de winter door.

Alweer iets onverklaarbaars in de natuur, het wonder van het water.

 

  

De laatste bladeren die enkele dagen                          Bijna roerloos kijken ze omhoog.

geleden nog maar met moeite bleven drijven

 

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE