23 juli 2017

Volkstuinieren

We trouwden alweer heel wat jaren geleden. Van thuis, een huis met een leuk tuintje, naar een flatje, bovenste verdieping, toch maar drie hoog, met alleen een balkonnetje. Hoewel het balkonnetje in no-time zo vol stond met groen dat er nog bijna geen stoel meer op paste, bleef het toch kriebelen. Ik wilde met mijn groene vingers in de zwarte aarde. Ik schreef me in bij volkstuinvereniging Ons Genoegen, die een stuk grond beheren tegen het Kapellerbosje, dicht bij Slot Schaesberg dat toen nog gewoon kasteel Schaesberg of ‘de ruïne’ heette.

Destijds was er nog een wachtlijst, maar het jaar daarop kreeg ik toch een lapje toegewezen. We schrijven 1979. Op een stuk grond van globaal 230 m2 kon ik me eens flink uitleven. Het was een kaal, leeg stuk. Ik had niets geërfd van mijn voorganger. Ik verdeelde het stuk in vieren door er kruiselings paden in aan te leggen met in het midden een cirkel waarin kruiden werden geplant. Deze verdeling heb ik aangehouden en werd vele jaren later nog versterkt door het planten van ligusterheggetjes. De kruiden kregen op een gegeven moment te weinig licht en werden vervangen door een appelboompje van de HEMA dat later weer werd vervangen door een daklinde. In deze linde zaaide ik in 2008 voor de eerste keer met succes maretak.


Volkstuinen bestaan al lang. Reeds in de middeleeuwen waren er al tuinen die door de bevolking werden onderhouden, de zogenaamde coelghearde. Steden verpachtten grond buiten de stadsgrenzen maar ook weldoeners stelden land beschikbaar aan landarbeiders. De eerste keer dat een organisatie volkstuinen verhuurt is in 1838. In Franeker gebeurde dat door de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Vlaanderen liep enkele tientallen jaren achter. In de loop van de negentiende eeuw zien we de eerste volkstuincomplexen in Nederlandse steden. De grond werd verhuurd door de gemeentes. Omdat de volkstuinders op moesten komen voor hun belangen werden begin twintigste eeuw de eerste tuinverenigingen opgezet. Dit resulteerde in de oprichting van de AVVN, het Algemeen Verbond van Volkstuinverenigingen in Nederland. Zo’n organisatie was hard nodig om de belangen van volkstuinders te behartigen. 
De meeste volkstuinen bleven lang echte moestuinen. De lonen waren laag en een eigen moestuin was financieel de goedkoopste manier om deels in het levensonderhoud te voorzien. Na verloop van tijd verdween de economische functie langzaam en werd de volkstuin meer en meer, al dan niet gedeeltelijk, een siertuin. Tegenwoordig heeft de volkstuin vooral een recreatieve functie hoewel het besef ‘weet wat je eet’, het belang van gezonde groente, groente die zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen wordt gekweekt, weer groeit.

Ons Genoegen werd opgericht in 1949. ‘Ons Genoegen’ schijnt een populaire naam te zijn voor volkstuinverenigingen want niet alleen in Landgraaf maar ook in Rotterdam, Katwijk, Heerjansdam, Lelystad, Graft-de Rijp, Zwolle. Steenwijk en misschien in nog wel meer gemeentes moet het plezier in volkstuinieren de aanleiding zijn geweest voor deze tenaamstelling van de vereniging.
Mijn tuintje is een oase van rust. Het is een paradijs voor vogels doordat het zo dicht tegen de bosrand ligt. Het is altijd spannend wanneer je de eerste keer de koekoek hoort. Eén nadeel heeft het wel; de grond is zandig en niet alle groentes houden hiervan. Voordeel is dan wel weer dat de grond gemakkelijk om te spitten is en gauw warm is. Door de jaren heen is er van alles gekweekt, niet altijd met evenveel succes. Deels door externe omstandigheden zoals konijnen, duiven en slakken die een graantje meepikten, maar ook door tijdgebrek. Er is maar een partij die hieruit voordeel trekt en dat is onkruid, of misschien beter gezegd het inheems groen. De onderverdeling in vier vakken bestaat nog steeds. Groentes en bloemen staan nu ieder in hun eigen vak. Maar ook hier zijn weer uitzonderingen want de teunisbloem, kaardebol, prikneus, primula en vergeet-me-nietje duiken spontaan her en der op en mogen van mij wat kleur geven tussen het groen van de groentes. Naast de groente en de bloemen vind ik het leuk om wat te experimenteren. Als voorbeeld noemde ik al het maretakexperiment dat succesvol verliep. (foto: rechts) Na mijn daklinde is het nog in tal van andere bomen met succes gezaaid. Naast linde ook op appel en meidoorn, boompjes met maretak, die inmiddels in andere tuinen geluk brengen. Natuurlijk moet ook even het stekken van platanen worden genoemd. Enkele tientallen van mijn bomen sieren inmiddels diverse tuinen in Zuid-Limburg. Een van die eerste stekken is weer bij mij terug en wordt na ruim vijftien jaar omgevormd tot bonsai. Heel apart.

Lekker bezig zijn in het groen blijft een aanrader voor iedereen. Het is het beste anti-stressmiddel. Wat het ook is, groente, bloemen of iets anders, het doet je goed. Mocht je geïnteresseerd zijn, er zijn nog steeds tuinen vrij bij Ons Genoegen. Neem gewoon eens vrijblijvend contact met ze op.

Boven: volkstuin 1979. Hieronder: volkstuin juli 2017

   

VOORGAANDE                                                                                           VOLGENDE