22 februari 2009

 Sneeuwdruppels

 

“En als jullie goed kijken, zien jullie hier de rokken waar het voedsel voor de bloem is opgeslagen”. Met een scherp mesje snijdt de meester het bolletje van het bloeiende sneeuwklokje doormidden en wijst ons de verschillende delen aan. Bloemstengel, stengelvoet, oude wortels.“Kijk, hier in het midden ontstaat de bloem voor het volgende jaar”. Wat jammer, denk ik, dat dit leuke bloempje zo wreed in tweeën gesneden wordt. Dood- en doodzonde. Graag had ik het thuis in de tuin geplant. Bloem voor het volgend jaar…. dat gaat voor dit sneeuwklokje niet meer op. Dit was voor mij de eerste kennismaking met het sneeuwklokje, lang geleden, in de derde of vierde klas van de lagere school. Maar het was liefde op het eerste gezicht, en deze liefde is altijd gebleven.

 

Enkele jaren later kreeg ik van een oom, oom Jean, een bruine papieren zak met daarin een kleine honderd sneeuwklokbolletjes. Ik plantte ze zorgvuldig in groepjes van drie, her en der door de tuin. Vooral onder bomen en onder hagen zouden ze het goed doen, had ik gelezen. Met spanning wachtte ik het voorjaar af maar de opkomst was teleurstellend. Slechts een enkel klokje meldde het voorjaar aan. Sneeuwklokbolletjes zijn heel gevoelig voor verdroging. Als ze te lang uit de grond zijn is de kans op aanslaan een stuk kleiner. Eigenlijk moeten ze worden verplant als ze in blad staan. Dan is succes gegarandeerd. Maar dit wist ik indertijd nog niet.

 

Tijdens een van de rondzwervingen – op zondag werd vaak met bijna het hele gezin gefietst, een auto hadden we niet – fietsten we op een mooie zondagmiddag in februari door wat nu bekend staat als natuurgebied Terworm. Tegenwoordig wordt het beheerd door de stichting Natuurmonumenten. Op een kilometer afstand van kasteel Terworm gingen we, onder de drie eeuwen oude plataan door richting Eikendermolen. Deze watermolen wordt al in 1385 vermeld als ridder Gerard van den Eyckholt acht vaten rogge moet leveren aan het klooster St. Gerlach te Houthem. Het heeft dienst gedaan als molen tot 1920. Zoals het er nu staat dateert het uit de achttiende eeuw.  Mijn blik valt op enorme velden sneeuwklokjes rondom deze molen. Duizenden en duizenden. Het lijkt alsof de molen in een wit besneeuwd veld staat. Ook langs de beddingen van de Geleenbeek staan er heel veel. Een geweldig gezicht zoals deze kleine bloempjes het voorjaar aankondigen. Een jaar of tien geleden ging ik nog een keer terug. Ze stonden er nog steeds. Ik nam een klein polletje mee en plantte dit in de voortuin. Een stukje nostalgie dat inmiddels is uitgegroeid tot vele honderden bloempjes.

 

De Galanthus nivalis (nivalis = in of bij sneeuw groeiend), het sneeuwklokje, komt oorspronkelijk uit Zuidoost Europa. Ze werden in de middeleeuwen meegebracht door rondreizende edelen en geestelijken die ze in hun tuinen en kloostertuinen plantten. Vanaf 1500 zijn ze bij ons in cultuur. Het zijn de eerste stinzeplanten, planten die werden geplant rondom landhuizen. Toen de Engelse landschapsstijl in zwang kwam werden ze, samen met o.a. holwortel, lenteklokje, daslook, speenkruid, sterhyacinth, kievitsbloem en winterakoniet ter verwildering aangeplant om zo een zo natuurlijke mogelijke indruk te geven. Omdat sneeuwklokjes zo vroeg bloeien en er dan nog maar weinig insecten zijn, komt vruchtzetting hier niet vaak voor. Misschien dat dit met de opwarming van het klimaat verandert? Als er toch vruchtzetting plaats vindt gebeurt de verspreiding van de zaden door mieren. Aan elk zaadje zit een soort aanhangsel, het ‘mierenbroodje’. Dit is voedzaam en zoet. Mieren nemen het zaadje daarom mee naar hun nest, vaak tientallen meters verderop, waar het kiemt en verder groeit. Op plaatsen waar je ze nog niet eerder had gezien verschijnen onverwacht nieuwe bloempjes.

 

Als je sneeuwklokjes in je tuin wilt zetten ga dan nu op zoek. Koop plantjes die in bloei staan. Dit is altijd beter dan bolletjes in het najaar. Bovendien kun je dan ook zien welke soort je koopt, want er zijn maar liefst 150 cultivars!

 

What’s in a name. De Nederlandse naam sneeuwklokje is afgeleid van de vorm van het bloemetje als het helemaal open is, een lieflijk klein klokje. De Engelsen waren er wat eerder bij, nog voor het open ging. Dan heeft het nog de vorm van een druppel, en kreeg daarom de naam snowdrop. Elk jaar wacht ik weer met spanning op het verschijnen van al deze sneeuwklokjes, of ‘sneeuwdruppels’, het is maar hoe je het noemt.

Whatever the name they’re both astonishing!

 

     

                                                     1.                                                       2.                                                         3.

 

1. en 2. snowdrops........ of sneeuwklokjes?

3. De winterakoniet is een ‘tijdgenoot’ van het sneeuwklokje en steekt ook al vaak heel vroeg zijn neus door de sneeuw omhoog.

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE