1 februari 2009

1 februari 2009

 Een beetje lente.

 

Hij bloeit weer! Toen ik hem afgelopen week water gaf en weer eens goed bekeek zag ik dat de eerste bloempjes zich geopend hadden, kleine kunstwerkjes. De bloempjes hebben een bordeauxrode bloembodem en gele meeldraden. Als je goed ruikt kun je de zoete geur niet missen. Ik heb het over de Sparmannia africana, de kamerlinde. Ruim tweehonderd jaar geleden werd hij door plantenjagers meegebracht uit Zuid-Afrika. In zijn vaderland wordt hij tussen de zes en acht meter hoog. In de huiskamer blijft hij beduidend kleiner en heb je met een plant van twee meter toch wel het maximum bereikt. Plantenboeken uit de negentiende eeuw zijn het er niet over eens of de kamerlinde een zomerse tuinplant of een winterse oranjerieplant is. Hij staat het liefst binnen, licht en luchtig en vooral niet te warm. In het groeiseizoen heeft hij heel veel mest en water nodig. Geef je dit niet dan krijgt hij gele bladeren en wordt meestal snel kaal. Volgende stop is dan meestal de composthoop. De kamerlinde bloeit altijd in de winter of het vroege voorjaar. Dit komt doordat de ingebouwde seizoensklok hem vertelt dat het in zijn vaderland zomer is, tijd om te bloeien. Dit fenomeen zien we trouwens wel bij meer planten terug. Hij bloeit met grote schermen van witte bloemen. De heldergele meeldraden hebben de eigenschap dat ze, als er bijvoorbeeld een potlood tussen gestoken wordt, als de baleinen van een paraplu uit elkaar gaan staan. Het oppervlak van het stuifmeel wordt zo groot mogelijk gemaakt. Voor de potlood onbelangrijk, maar wel voor de bij die er eventueel op landt.

 

In de 70er jaren kocht ik veel planten, waaronder natuurlijk ook de kamerlinde. Op een gegeven moment stonden in de woonkamer meer dan tachtig potten. Op een zonnige zomerdag was ik een half uur bezig met gieten. Toen tijdens onze vakantie het de dwergpapegaaitjes – die hadden we ook nog – lukte om hun kooi te openen en zo door de kamer op en neer te vliegen was de jungle compleet. Het kostte Ruud, een vriend die onze levende have verzorgde, heel wat moeite om ze te vangen. Na een paar dagen was het afgelopen met de pret; de deurtjes van hun kooi waren met een dikke ijzerdraad dichtgebonden. In die tijd heb ik de kamerlinde een paar keer geprobeerd. Ik vond het een geweldige plant die zeker in mijn oerwoud zou passen. Maar telkens zonder succes. Misschien was het ‘tropisch regenwoud’ in onze flat toch wat te warm en te vochtig.

 

Een jaar of vijf geleden kreeg ik een goed geworteld stekje van een centimeter of vijftien, opgepot in een klein glazen potje. Eenmaal verpot in een grotere pot begon hij als een trein te groeien. Vorig jaar was hij meer dan manshoog en zat hij bijna tegen het plafond. Ik snoeide hem voor de helft terug en zette hem buiten, in de schaduw. In de meeste boeken staat dat hij eigenlijk niet van buiten staan houdt. Maar zo te zien heeft mijn plant die boeken nooit gelezen want hij genoot ervan. Een geweldige bos groen verhuisde in september weer naar binnen, twee trappen omhoog naar de slaapkamer. En hij voelt zich ook daar happy want hij bloeit weer. Alvast een beetje lente midden in de winter.

 

       

                                       1.                                            2.                                           3.

 

  1. Een echt kunstwerkje van nog geen vijf centimeter in doorsnede.
  2. De ‘jungle’, eind zeventiger jaren 
  3. Vorig jaar zagen we hem voor de eerste keer in de achtertuin. De Vlaamse Gaai. Vaak met drie of vier tegelijk vlogen ze van boom naar boom. Nieuwsgierig maar voorzichtig. Afgelopen week ontdekten ze de gepelde pinda’s en vonden die toch wel heel erg lekker. Met ‘de bek vol’ vlogen ze vervolgens naar een hoog plekje in een boom waar het nog een hele klus was om ze naar binnen te werken.

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE