12 augustus 2012

12 augustus 2012

Net zo bloeddorstig.

Het was op onze laatste vakantieavond in Engeland dat ik een telefoontje vanuit Nederland kreeg. Bij het dichtmaken van het kippenhok bleken alleen de kippen op stok te zitten; Heer Haan was nergens te bespeuren. Al heel vroeg de volgende ochtend werd de zoektocht voortgezet en kreeg ik een sms’je dat hij zijn toevlucht had genomen tot het dak van het prieel. Aanvankelijk vermoedde ik dat hij misschien geschrokken was van een voorbijlopende kat, of misschien zelfs wel van een bezoekje van Zorro, de terreurkat van de buurt. Toen we weer thuis waren ging de haan weer keurig met de dames op stok. Dit ging een week goed tot op een avond, bij het sluiten van het hok, weer geen haan te bespeuren was. Hoog vanuit de beuk keek hij me aan. Toch schakelde ik nog niet. Pas toen enkele dagen later, ’s avonds laat bij thuiskomst,  twee kippen én de haan niet in het nachthok zaten en er in twee weken tijd slechts twee eieren gelegd waren ging me een lampje branden. De schoonmaakbeurt van het hok werd vervroegd en wat ik vreesde bleek werkelijkheid. Honderden, misschien wel duizenden piepkleine krioelende puntjes; bloedluis! Het was alarmerend genoeg om alles op alles te zetten om er zo snel mogelijk van af te komen. Bij elke voorgaande schoonmaakbeurt werden alle kieren en stokken al preventief grondig ingespoten met een middel dat een hele lijst van minder diervriendelijke ‘werkzame’ stoffen bevat maar wél een milieuvriendelijk drijfgas.
Nu, achteraf kan ik me wel voor het hoofd slaan dat ik al die signalen die de dieren afgaven niet begreep. Allicht wilde Heer Haan ’s nachts niet meer in een hok slapen waar de jeuk alleen nog maar erger werd; allicht wilden de kippen die avond niet naar binnen. Ook het feit dat ze lusteloos oogden en van de leg af waren, waren heel duidelijk tekenen. 

Alles wat demontabel is aan het hok werd eruit gehaald en met kokend water overgoten: de la, de bodemplaten, het nest en het allerbelangrijkste, de stok. Daarna werden al deze zaken, en alle kieren en naden, kortom de hele binnenkant van het nachthok grondig ingespoten. Waar ik met de brander bijkwam kreeg een extra beurt. Toen ik hiermee klaar was had ik overal jeuk. Deze bloedluis, of eigenlijk is het een soort mijt, steekt ons ook en dat jeukt gigantisch. Eén voordeel hebben we wel boven de kippen: ze proeven wel even van ons bloed maar lusten het niet. Na een douchebeurt was mijn probleem opgelost. Maar voor de kippetjes…...

De bloedluis, eigenlijk vogelmijt genaamd, is al met al toch een interessant beestje.
Hij is zo’n halve millimeter lang en heeft 8 poten. Per dag legt hij 3 a 7 eitjes. Dat doet hij trouwens niet op de vogel zelf maar wel in zijn buurt. Van ei tot volwassen stadium duurt slechts 7 dagen en dan legt ook dat luisje alweer eitjes. Dat houdt in dat er van één enkel ouderpaar in drie maanden zo’n 75 miljoen bloedzuigertjes, Draculaatjes als het ware, rondkruipen in je kippenhok. Want ze hanteren de Draculaformule: overdag houden ze zich schuil op donkere plaatsen en als de zon ondergaat bekruipen ze de kippen en tappen hun bloed af. Ik krijg al jeuk als ik eraan denk. Kippen kunnen door bloedarmoede sterk verzwakken en zelfs hieraan doodgaan. Het minder diep rood kleuren van kam en lellen kan op deze bloedarmoede duiden. Bloedluis kan vier tot vijf maanden zonder bloed hetgeen de bestrijding alleen maar moeilijker maakt.
Vroeger hadden we ook kippen maar een echte aanval van bloedluis kan ik me niet herinneren. De hokken en dan met name de stokken werden frequent ingesausd met creoline. Ik zie de grote oude bierpul met bijbehorende kwast nog zo voor me en ik vond ook nog dat het lekker rook. Het zal wel een middel zijn dat tegenwoordig niet meer gebruikt mag worden. Nu proberen we het ‘milieuvriendelijk’.

Maar voor de kippetjes ….voor de kippetjes blijft het probleem groot en blijf ik actie voeren. Net zoals Dracula houdt ook bloedluis niet van knoflook en daarom voegde ik een knoflookpreparaat aan het drinkwater toe. Of dit ook straks ‘mediterrane’ eitjes gaat opleveren, wat Ger Houben van L1radio me vroeg, weet ik nog niet. Bloedluis schijnt ook niet te houden van de geur van nicotine. Onder het stro in het nest legde ik daarom een dik pak tabaksstengels. Zware Van Nelle is er niets bij. Van tevoren heb ik de nestkist ook nog overgoten met een bruine siroop die ik verkreeg door een bos van deze tabakstengels te koken. De afgelopen dagen heb ik de kippen in de ren laten slapen en het nachthok hermetisch dicht gehouden. Elke nacht als de bloedzuigertjes uit hun schuilplaatsen kwamen vergastte ik ze, en dat mag dit keer ook met een enkele ’t’, op een wolk van kwalijke dampen. Eens kijken wie de langste adem heeft. Het is niet ondenkbaar dat de strijd nog lang niet gestreden is en ik nog andere middelen moet gaan inzetten. Het is een heuse ramp.

Heb je ook kippen, of andere vogels, wees waakzaam! Voorkomen is beter dan genezen. Heb je ze eenmaal in huis dan is het geen peulenschilletje om er vanaf te komen.

Ze zuigen bloed. Ze houden niet van daglicht. Ze houden zich schuil en komen alleen ’s nachts in actie. Aan knoflook hebben ze een bloedhekel. Ze zijn beste maatjes met graaf Dracula uit Transsylvanië, alleen een flink maatje kleiner, deze microvampiers.  Maar net zo bloeddorstig.

  

Links: Doordat de vaseline aan het uiteinde van de stok een onoverkomelijke barrière vormt verstoppen ze zich aan de onderkant van de stok. Om een idee te geven van hoe klein ze eigenlijk zijn zie je op de rechterfoto er een op mijn hand.

Dit schreef de Larousse Agricole uit 1922 over de bloedluis (vogelmijt)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE