9 augustus 2015

Terug naar Groningen

Tempus Præteritum Nihil Futurum Incertum. Præsens Instabile Cave Ne Perdas Hoc Tuum
De vergane tijd is niets, de toekomende onzeker, de huidige wankel. Zorg dat je die van jou niet verspilt.


Het is aangenaam warm, heerlijk weer om deze tuin te bezoeken. We zijn bij lange na niet de enigen die dat vinden. Ouders met kinderen, een groepje Japanners met Canoncamera’s, Duits-, Engels-, Frans- en allerhande anders sprekenden genieten van deze prachtige tuin, de Prinsentuin ook wel Prinsenhoftuin genoemd. Het was een tuin die ik al een tijd ‘op het programma’ had staan bij een volgend bezoek aan Groningen.

Mijn eerste kennismaking met Groningen is lang geleden. Mijn oudste broer Bert was geslaagd voor de HBS en wilde Frans studeren. Omdat hij ‘alleen’ HBS gevolgd had, en geen Gymnasium, kon dit alleen in Groningen. Hij had een kamer gevonden en met zijn vieren, onze vader en moeder, Bert en ik, maakten we de treinreis van Heerlen naar Groningen. Waarom ik destijds mee mocht weet ik eigenlijk niet meer. Ook ik stond toen aan het begin van een nieuwe studieperiode, de brugklas van het Atheneum aan het Bernardinuscollege te Heerlen. Deze ‘studierichting’ was destijds helemaal nieuw. De Mammoetwet ging een einde maken aan de ouderwetse HBS en het Bernardinuscollege was een van de ‘proefscholen’ die het eens mochten proberen.


De reis duurde lang, meer dan vier uur, enkele reis! Ik vond Groningen meteen een prachtige, echt grote stad. Zijn Grote Markt met zijn enorme Martinitoren, de prachtige imposante, statige oude panden, allemaal toch wel heel indrukwekkend. Berts kamer, ook in een oud pand, was heel wat minder indrukwekkend. Uitkijkend op een blinde muur, vochtig, zo donker dat je er overdag het peertje dat aan het plafond hing moest laten branden. De naam van de straat, Turftorenstraat, zal ik niet gauw vergeten. Dat hij al snel iets beters zou vinden en slechts één nacht hier zou slapen wist hij toen die dag, vijftig jaar geleden, nog niet .

In juni 1971 studeerde Bert af. Dit was mijn tweede kennismaking met Groningen. Ook dit keer ging ik namelijk mee, nu om te helpen zijn spullen te verhuizen. Een oom, die een zaak had, wilde wel rijden. Een ‘boer-zoekt-vrouwbusje’ fungeerde als verhuiswagen. De heenreis nam een hele dag in beslag. Alles werd ingepakt en ingeladen en daags daarna reden we weer zuidwaarts. ’s Avonds wandelden we nog even door het centrum. Ik had mijn camera en statief mee genomen en maakte nog enkele nachtopnames. Het Provinciehuis bij nacht,echt heel mooi.

Afgelopen week liepen we langs dit Provinciehuis, maar nu bij daglicht, op weg naar de Prinsentuin. Boven de poort een grote ‘W’, de W van stadhouder Willem Frederik, de opdrachtgever. In de tuin vinden we deze W ook nog terug, gesnoeid in buxus, samen met een ‘A’ van Albertine Agnes, zijn vrouw. Aan de achterkant boven de entree een geweldige zonnewijzer. Het goud schittert in de zon. De schaduw van de staaf die vanuit de afbeelding van de zon naar voren steekt en op een wirwar van lijnen, cirkels en cijfers valt geeft allerhande tijden aan. Uiteraard de ‘gewone zonnetijd’, de echte plaatselijke tijd in Groningen. Maar ook het aantal uren dat de zon schijnt die dag, het uur van zonsopkomst, het uur van zonsondergang, het aantal uren dat de zon al schijnt (uurlijn voor Babylonische uren) en hoelang de zon nog zal schijnen (uurlijn voor Italiaanse uren) enzovoort, enzovoort.

Nadat de middeleeuwse stadsmuren waren afgebroken en de dubbele grachten gedempt, werd in 1626 het daardoor vrijgekomen terrein bij de tuin getrokken. Hij werd ontworpen door stadsbouwmeester Garwer Peters naar Frans voorbeeld, strak en symmetrisch. Door de eeuwen heen zijn er allerlei wijzigingen geweest. De Franse revolutie betekende echter het einde van de siertuin. Hij kreeg allerhande andere bestemmingen maar raakte uiteindelijk sterk in verval. Van het oorspronkelijk ontwerp, de rozentuin, de loofgangen en de kruidentuin,  was weinig meer te zien. Medio jaren dertig van de vorige eeuw werd de tuin helemaal gerestaureerd. Als leidraad hiervoor diende een plattegrond van de stad Groningen die Egbert Haubois in 1634 maakte.

 

We lopen door dit paradijs. Geschoren buxusheggetjes, vakken gevuld met eenjarigen. Ook rozen spelen een belangrijke rol in de tuin. Verschillende vakken zijn ermee gevuld en langs een soort trellisschermen bloeien en geuren diverse klimrozen. Een ander stuk is gevuld met allerhande kruiden. De beplanting is voor een groot deel ‘modern’, niet uit die tijd. Van de Geranium ‘Rozanne’, de plant die in Engeland is uitgeroepen tot plant van de eeuw, had men toen nog niet gehoord. Op banken genieten mensen van de zon. Dat was in de tijd van Albertine Agnes wel anders. Van de zon genieten mochten de dames niet. Een bruin kleurtje hoorde bij boeren en landarbeiders. Daarom werden in deze tuin, net zoals in de tuinen van paleis het Loo, berceaus, een soort ‘schaduwtunnels’ aangelegd, waarin men toch buiten kon zijn zonder zijn blanke teint te verliezen.

Deze tuin, midden in het centrum van de stad, is een idyllisch rustpunt.  Als laatste genieten we nog even na met een drankje onder de oude appelboom bij de theeschenkerij in de hoek van de tuin, voor we weer terug lopen, terug naar de drukte van alledag. We hebben onze tijd vanmiddag niet verspild. We komen zeker nog eens terug naar Groningen, en naar deze tuin.

Een impressie.

   

   

   

   

   

Afbeeldingen midden van de pagina: internet

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE