8 maart 2009

Het zwarte goud

 

Afgelopen week alweer langzaam begonnen in de tuin. Ik zat met mijn handen in het zwarte goud. Er kwam een heerlijke geur vanaf. Mooi kruimelig, diep zwart, gleed het tussen mijn vingers door. Hoezo, en, hoe kan dat nou, hoor ik menigeen al denken.

 

Want als we ‘het zwarte goud’ horen denken de meesten, althans de Limburgers, dat ik hiermee steenkool bedoel. Een energiebron die weliswaar wel nog wordt gebruikt, maar hier in Nederland niet meer wordt gedolven. De vindplaats was het zuiden van Limburg. De monniken van Rolduc waren de eersten die in 1133 al steenkool dolven, hoewel je dit eigenlijk geen delven kon noemen omdat de steenkoollaag daar aan de oppervlakte kwam. Rond 1900 kwam de mijnbouw echt op gang. Door de grote werkeloosheid en de slechte sociale voorzieningen werkten de mijnen als een magneet. Uit alle windstreken kwamen de arbeiders die zich als ‘koempel’, als mijnwerker, aanmelden. Het werk was zwaar, zeer zwaar zelfs, doch het betaalde heel goed. Maar het was een heel ongezonde werkomgeving en menig mijnwerker betaalde een hoge prijs. Een gemeente als Heerlen groeide van 6312 inwoners in 1899, 12.000 in 1910 tot bijna 47.000 in 1930. Momenteel wonen er bijna 94.000 mensen in Heerlen. Op 31 december 1974 deed de laatste koempel de laatste lamp uit. Het was over en sluiten voor de mijnen. In de jaren die erop volgden werd het dit hele mijnverleden met de grond gelijk gemaakt, met uitzondering van een enkel ‘souvenir’. Het schachtgebouw, midden op de foto, is het enige dat in Heerlen nog rest. (Foto Oranje Nassaumijn 1 te Heerlen rond 1910. Foto internet) Zelfs de naam, Mijnstreek zoals die officieel was, werd gewist en maakte plaats voor o.a. Parkstad. Ik weet niet welke naam nu het mooiste is. Het lijkt wel alsof men zich schaamt voor zijn verleden.

Even terzijde, ikzelf ben heel blij dat ik laat genoeg geboren ben en nooit door deze enge donkere gangen heb hoeven kruipen, op zoek naar dat zwarte goud.

 

Maar, het zwarte goud dat ik eigenlijk bedoel is natuurlijk niet de steenkool maar de zelf gemaakte compost. Al tientallen jaren gaat alles, nou ja bijna alles wat verteren kan op de ‘hoop’. Ik heb twee compostvaten die om de beurt, elk een jaar lang, worden gevuld. Wonderbaarlijk genoeg slinkt het snel genoeg om er telkens weer iets bij te kunnen gooien. Hij raakt nooit vol. Grote hoeveelheden van één materie moeten natuurlijk nooit in een keer worden toegevoegd. Het tweede jaar worden ze regelmatig losgemaakt en belucht met een speciale haak. Na dit tweede jaar heb je een geweldig eindproduct: gitzwarte en heerlijk geurende , voedingsrijke home-made compost. Ik heb de afgelopen week de oudste bak leeg gemaakt en verplaats. De planten die eromheen stonden keken watertandend toe. Het kost helemaal niets en is zo goed voor de bodem. Het bevat voedingsstoffen, maar de belangrijkste eigenschap is dat het leven in de bodem wordt gestimuleerd en de structuur aanzienlijk wordt verbeterd. Zandgrond, die van nature het water doorlaat als een zeef, blijkt met een flinke compostgift het veel beter vast te houden, terwijl zware klei, die vaak te nat is, veel doorlatender wordt. Het zorgt voor een goede verdeling van water-, lucht- en gronddeeltjes in elke grondsoort. Deze betere bodemstructuur stimuleert de ontwikkeling van de wortels van de planten. Een multipurpose bodemverbeteraar dus. Een reden temeer voor iedereen met een tuin om zo’n vat te plaatsen. Zeker als we binnenkort moeten gaan betalen voor het ophalen van het afval, want het zijn toch heel wat kilootjes die dan ‘kostenvrij’ blijven.

 

Dit jaar gaat mijn hele voorraad compost naar de haagbeukhaag die ik in het najaar heb verjongd, flink terug gesnoeid dus. Ik weet zeker dat hij zal ‘smullen’ van mijn zwarte goud.

 

     

Maart koel en nat, veel koren in het vat

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE