4 september 2011

Hoe lang nog.

Heel moeizaam loopt Dobbe door de tuin over de brug naar de kussens die we voor hem in het prieel hebben gelegd. Hij gaat liggen. Dit is al sinds maanden zijn lievelingsplekje. Niemand of niets kan hem hier storen. Diagnose: artrose. Gewrichtsproblemen schijnen heel veel voor te komen bij katten, zeker als ze ouder worden. Boven een leeftijd van vijftien jaar zijn dat er zelfs negen van de tien! Dus Dopje is geen uitzondering. Bovendien heeft Dobbe een vergroeiing in zijn rug, waarschijnlijk als gevolg van een trap of klap die iemand hem ooit uitdeelde.

Negentienvierennegentig. Op een mooie avond reden we naar Simpelveld, naar Carry, een kennis van mijn zus Phil. Zij had een nest jonge poesjes en een week eerder had Lily al een keus gemaakt, maar het betreffende poesje, dat ook nog eens heel schuw was, liet zich die avond nauwelijks zien. Een ander rood katertje wist alle aandacht te trekken. We waren meteen verkocht. Hoe kan het toch dat jonge dieren zo vertederend zijn. Omdat ik één katje alleen een beetje zielig vond, namen we zijn zusje ook nog mee. Suske en Wiske werden ze aanvankelijk genoemd, maar ‘Suske’ beviel eigenlijk vanaf het begin niet. Opeens schoot me een van de fictieve straatnamen uit een van de vele Sjef van Oekelshows te binnen: het Willy Dobbeplantsoen, hoe verzin je het, reeds! En Suske werd Dobbe, een leuke combinatie van klanken. Dat de echte Dobbe, Willy dus, op nog geen twee kilometer hier vandaan woont is een leuke bijkomstigheid. Dobbe wordt trouwens ook wel vaker Prins, Doppie of Jongen genoemd.

Dobbe is een ‘prater’. Wanneer je hem aankijkt of iets zegt krijg je altijd antwoord. Net zoals de andere twee is ook hij een schootkat. Als hij maar even de kans krijgt springt hij op schoot en spint dan alsof zijn leven er vanaf hangt, hoewel het de laatste tijd meer klimmen dan springen is. Een laag voetbankje zorgt ervoor dat hij ook op de bank kan komen als wij er niet zijn.
Dobbe is altijd de baas geweest, nog steeds. Eerst alleen over zijn zus Wiske, maar toen een jaar later zijn neefje Oscar geboren werd, moest ook deze zich onderwerpen aan Dobbes gezag. Dobbe is ook de enige die geen vreemde katten in de buurt duldt. Zelfs nu nog zal hij alles in het werk stellen om de vreemdeling te verjagen. Eén uitzondering: Mika, de poes uit het paadje. Zij werd besnuffeld en meteen geaccepteerd. Zij komt regelmatig buurten en schuift de laatste tijd vaker aan aan het ontbijt. En dan moet ik even een ‘bordje’ bij zetten. Vier op een rij, een leuk gezicht.

Het gaat niet goed met Dobbe. Op de tabel die ik voor me heb zou hij omgerekend 84 zijn en dat is natuurlijk niet mis. Als je hem ziet lopen, zonder rollator, is het net alsof hij net uit de kroeg komt. Arme drommel, een flinke borrel zou hem misschien juist wel goed doen. Hoe moeizaam hij ook loopt, zijn eetlust blijft heel goed. We hebben niet het idee dat hij echt pijn heeft al moet dit eigenlijk wel met artrose. Dan rijst natuurlijk de vraag hoe dit verder moet. En dat is een vraag waar we allebei geen antwoord op kunnen, misschien wel willen geven.


Dobbe is stokdoof. Als ik hem voorzichtig over zijn rug aai wordt hij wakker en mauwt meteen, zoals gebruikelijk. Hij kijkt me aan. Onbewust stel ik mezelf de vraag, Dopje, hoe lang nog.

 

     
1                                                  2                                                     3

1. Monopoly, Dobbes lievelingsspel. Heel lang geleden.
2 en 3 Op zijn kussen, in het prieel. Hoe lang nog....
Foto boven: Toen onze Dop een Dopje was…… (Foto: Phil)

 

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE