31 januari 2010

Groen bloed. 

 

Ik moest afgelopen week verschillende keren aan hem denken, mijn vader. Het is al heel lang geleden dat hij stierf. Een eeuwigheid, zo voelt het. Onaangekondigd en veel te jong. Hoe ouder je wordt des te meer vragen onbeantwoord blijven. Over zijn jeugd bijvoorbeeld. Hij heeft hier nooit iets over verteld.

 

Geboren als oudste zoon op de Bongard, een klein kasteeltje in Bocholtz, destijds een van de rijkste boerenbedrijven in de omgeving. Hij zou de boerderij van zijn vader overnemen net zoals die dat weer van zijn vader had gedaan. Boomgaarden zover je kon kijken. Het grootste deel van de bomen werd door mijn opa uit Frankrijk gehaald. De stallen stonden vol met Fries stamboekvee. Want ’t ‘Oad van der Lindeke’ stond op kwaliteit. Het ‘stamslot’ stond tussen hoge ruisende Canadese populieren. In het voorjaar kleurden de weiden eromheen eerst geel door het klein hoefblad, daarna paars door de pinksterbloempjes. In de zomer waren het weer de paardebloemen en madeliefjes die er kleur aan gaven. Het moet sprookjesachtig hebben uitgezien. Maar de tijden veranderden. Bij de crisis begin jaren 30 verloren ze alles. Hun beleggingen werden waardeloos. Het uitbreken van mondenklauwzeer deed hier nog een schepje bovenop. Het was voorbij. Mijn vader zag zijn toekomstdroom in een klap verdwijnen. In hoeverre hij dit heeft kunnen verwerken weten we niet. Hij heeft hier nooit iets over willen vertellen. Berooid verhuisden ze naar Heerlen. Maar, ieder nadeel heeft zijn voordeel. Waren ze niet verhuisd dan had mijn vader mijn moeder nooit ontmoet, was ik nooit geboren en was deze column, die je nu aan het lezen bent, nooit geschreven. En dan was je nu iets anders, waarschijnlijk veel minder leuk, aan het doen.

 

Bloed is rood. Blauw bloed bestaat ook en ik ben ervan overtuigd dat mijn vader zelfs groen bloed had. Veel van zijn beperkte vrije tijd was hij in zijn tuin te vinden. Het bleef zijn lust en zijn leven. Aanvankelijk was de grote tuin, net zoals dat destijds gebruikelijk was, hoofdzakelijk moestuin met een grote diversiteit aan groenten, die ons het hele jaar rond voedde en gezond hield. De jaarlijkse bonenpluk en -inmaak, waarvoor het hele gezin werd gemobiliseerd, herinneren we ons allemaal nog wel. Maar mee en mee werd de groentetuin omgevormd tot siertuin. Het middenstuk met gras werd ‘beheerd’ door mijn jongere broer Hans. De borders werden vol geplant met heesters, dahlia’s, chrysanten en allerhande eenjarigen waarvan het grootste deel zelf werd gezaaid. Het was een zee van alle denkbare kleuren. Ofschoon ik het zelf niet zo zou doen, had het toch wel wat. Veel ouderwetse bloemen die je tegenwoordig nauwelijks meer ziet zoals muurbloemen, duizendschonen, maar ook Zwitserse reuzen, vulden de perken. Hoewel mijn moeder er een hekel aan had ontbraken de oranje afrikaantjes niet. Van de andere kant was voor haar lievelingsbloem, de grote, dubbele, witbloeiende, heerlijkgeurende anjer, een vaste plek langs het tuinpad ingericht en deze anjers werden met veel liefde verzorgd. Verder was er in de tuin nog voldoende plek voor kippen, konijnen, eenden, duiven, noem maar op. Het kleinvee dat we hielden, moet hem toch nog een beetje het ‘boerengevoel’ hebben gegeven.

 

Ik was net zeventien op die zonnige maandag in mei. Ik leefde mijn eigen leven en had het te druk met mijn eigen dingen. Ik besefte niet dat een boek onverwacht gesloten kon worden en hiermee ook veel zaken onbesproken en dus onbekend zouden blijven. Als ik door mijn eigen tuintje loop en geniet van alles wat er zo groeit en bloeit, net zoals ook hij dat kon, zou ik dat graag nog eens samen met hem willen doen. Horen wat hij ervan vindt. Persoonlijke dingen willen vragen. Wat hield hem bezig, waar dacht hij aan. Welke raad zou hij me kunnen geven over allerhande zaken en natuurlijk zeker ook op het groene vlak, want hij was tenslotte dé expert. Maar dat zal nooit meer gebeuren.

 

Naast het groene bloed dat ik van hem heb, heb ik ook nog iets tastbaars, een stukje groen. Een rododendron, die ooit door hem op de zaterdagmarkt in Heerlen werd gekocht, staat nog steeds in mijn eigen tuin en bloeit elk jaar uitbundig rond zijn sterfdag. Over 100 dagen is dit al 40 jaar geleden!

 

Hij is 20.764 dagen oud geworden………..precies zo oud als ik vandaag* ben.  (*31 januari 2010)

 

  

De Bongard te Bocholtz zoals mijn vader hem, als jongen van elf, gezien heeft, oktober 1924.

Foto's: Jonkheer van Nispen. Archief Monumentenzorg.

 

  

Links: Deze foto vond ik bij Rijckheyt, het gemeentearchief van Heerlen. Helaas stond er geen tijdsvermelding op de foto. Toch zijn er talrijke aanwijzingen die het aannemelijk maken dat deze foto van voor 1930 is. Inzet: rond kerstmis 1914 werd door een rondtrekkende fotograaf deze familiefoto gemaakt op de brug voor de toegangspoort. Mijn vader op de arm bij zijn moeder. Klik op de linkerhelft voor een vergroting van de archieffoto, en rechts voor een vergroting van de inzet.

Rechts: 1992. Laurie en ik. Nog één keer twee Van der Lindens op de brug.

 

     

 

Het was een zee van alle denkbare kleuren.(foto's: Jos)

 

Op de twee linker foto’s  de rododendron die nu in mijn tuin staat, toen en nu.

 

 

 

 

 

 

 

 

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE