25 januari 2015

Bomen in Limburg

Majestueus strekte hij zijn armen uit, tientallen jaren, eigenlijk zo lang als ik me kan herinneren. Een prachtige treurwilg bij het dierenasiel aan de Kissel in Heerlen. Ben er een aantal keren geweest. Hier haalden we in de jaren zestig een hondje, een foxterriër. Hij werd, hoe kan het ook eigenlijk anders, Terry genoemd. Onze toen oude kater Pinky was hier helemaal niet blij mee want dit maakte zijn oude dag er niet gemakkelijker op. Veel van onze dieren kregen na verloop van tijd een bijnaam, ook Terry, die liefkozend ‘Sjuup’ werd genoemd. Sjuup was destijds een knalgele, bijna lichtgevende, limonadegazeuse die in een beugelfles verkocht werd. Terry had het in het asiel blijkbaar zeer naar zijn zin want toen op die zaterdag ’s  middags de voordeur opengemaakt werd voor de bakker ging hij er, tussen de benen van de bakker, vandoor, regelrecht terug naar de Kissel, en wij er achteraan. Terry was een fel hondje. Iedereen mocht binnen komen maar als je weg ging…… Ik zie hem nog zo voor me, ook zoals hij op de vensterbank naar buiten zat te kijken.
Het dierenasiel sloot enkele jaren geleden al zijn deuren en een paar weken geleden werd het met de grond gelijk gemaakt. De treurwilg ‘treurde’ nog eventjes door. Afgelopen week viel voor hem het doek. Een enorme berg hout en takken was alles dat over was toen ik er afgelopen week langs reed. Een leeg stuk grond met het bord ‘Bouwgrond te koop’ is alles wat rest.

Bomen verdwijnen. Of je nu klein bent of groot, beeldbepalend of gewoon mooi zoals deze treurwilg, of opgenomen in een boek, het maakt allemaal niets uit.

Eind zeventiger jaren kocht ik bij de boekenmarkt van V&D aan de Promenade in Heerlen het boek ‘Bomen in Limburg’. Tijdens mijn middagpauze wipte ik er regelmatig even binnen en vaak vond ik er wel wat. Een grote rode beuk op de voorkant trok meteen mijn aandacht. Het boek bleek een bundeling te zijn van een aantal wekelijkse verhalen die eerder verschenen in dagblad De Limburger. Ik blader nog eens door het boek. Zestieneneenhalve gulden betaalde ik er destijds voor. Zo’n vijftig bomen c.q. boomgroepen staan er in vermeld met een mooie anekdote of verhaaltje. Meerdere van deze bomen bezocht ik destijds, gewoon, om ze even te zien.


Een aantal van de bomen in het boek is er niet meer. Hieronder enkele waarvan ik het weet.
Bij kasteel Terworm stond, midden in een akker, een eik die aan zijn laatste levensfase bezig was. (rechts) In Engeland zou zo’n boom ‘stervensbegeleiding’ krijgen, zodat hij nog tientallen jaren met wat ondersteuning kon blijven staan en zo nog een bron zou zijn voor allerhande andere levensvormen. Goed voor de biodiversiteit. Hier in Nederland is dat anders. Veiligheid voor alles. Hij werd lang geleden al gekapt.

 

In Epen sneuvelde een paardenkastanje tijdens een onweersbui. Hij liep weer mooi uit. Heel apart zoals een boom zo’n klap toch te boven weet te komen. De klappen van de bijl enkele jaren later overleefde hij niet. Een Amerikaanse eik beschermt nu het wegkruis.

 

 

 

 

 

Op pagina 30 vind ik een hoge linde in Kunrade, Voerendaal. Deze boom stond langs de doorgaande weg richting Klimmen, ongeveer op de plek waar nu een tankstation ligt. Een heel hoge boom, overladen met maretak, hetgeen hem de naam ‘de bolletjesboom van Kunrade’ bezorgde. Meer dan tien jaar geleden gekapt.

De laatst verdwenen boom die ik even wil noemen stond op zo’n anderhalve kilometer vanwaar ik woon. ‘De huisbeuk van de Onderste Caumer’ werd hij door Anton Werker en Jan Hendriks in hun boek genoemd. De eeuwenoude boom stond pal tegen een even oud vakwerkhuisje. De boom werd gekoesterd door de toenmalige bewoners. ‘Die boom is niet zomaar een boom, maar een dierbare huisvriend, wiens wel en wee nauw verbonden is met het hunne’, vermeldt het boek. Dit was 1976. Tijden veranderen. Oude bewoners verhuizen, nieuwe bewoners breken het oude huisje af en bouwen er een nieuw, groter huis, in 1996. De boom krijgt iets meer ruimte en kan nog vele jaren mee, zou je denken. Hij wordt echter rigoureus geknot. Dodelijk mishandeld is misschien beter gezegd want een beuk overleeft zo’n actie nooit. (foto 2 maart 2007) De laatste resten zijn inmiddels helemaal opgeruimd. Hoe heeft zoiets kunnen gebeuren.

 

 

 

 

Het boek bomen in Limburg krijgt een vervolg, Bomen in Limburg 2.0. Eind vorig jaar deed het Limburgs Dagblad een oproep aan zijn lezers om verhalen over bomen op te sturen. Dit hoefde geen eeuwenoude bomen te zijn, maar bomen met een verhaal, een mooie herinnering. Dit leverde enkele tientallen verhaaltjes op. Als ‘bomenfreak’ stuurde ik uiteraard ook een artikeltje in. Gisteren begon men met de reeks en mijn verrassing was groot toen ik zag dat mijn linde het spits mocht afbijten.
Klik op de krantenpagina hieronder om het artikeltje te lezen.



Abeeldingen 1976 (Eik Terworm, Kastanje Epen, Bolletjesboom Kunrade en Beuk Onderste Caumer) Anton Werker, Bomen in Limburg 1976 uitgave De Limburger

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE