24 juli 2016

Mijn eigen tuin

Heel wat tuinen passeerden de afgelopen jaren in mijn rubriek ‘In Het Groen’ de revue. We bezochten ze in Frankrijk, Engeland en uiteraard ook in ons eigen land. Toch is er één tuintje dat nog nooit echt goed belicht is, en wel mijn eigen tuin. De meeste beschreven tuinen waren aanzienlijk, variërend van gewoon groot tot immens groot, complete landschapsparken waar je uren doorheen kunt dwalen. Mijn tuin behoort tot de categorie ‘postzegel’, helemaal gezien, in een minuut of tien.

Toen we ons nieuwbouwhuis bezichtigden, anno 1980, was een van de dingen die ik nog net niet als  eerste deed, de ‘tuin’ bezichtigen. Een meter of elf diep en zes meter breed, voor een nieuwe woning geen onaardig tuintje. Doordat er nog niets in stond, oogde hij best groot. De tuin aan de voorkant met een diepte van negen meter, was groot genoeg om er een leuk visitekaartje van te maken; dat vind ik de functie van de voortuin.


Het aanplanten begon in het najaar. Diverse bomen, waarvan er nog meerdere staan, werden per deux-chevaux vanuit Margraten meegebracht. De haag van haagbeuk kwam uit Nuth. Bij het planten van deze haag gooide Max, onze cocker, de sleuf sneller dicht dan dat ik hem groef.  Maar ondanks dat, en aanhoudende regen, zat hij er tegen het einde van dag twee toch helemaal in. Nu, na vijfendertig jaar, staat er niet alleen maar haagbeuk in de heg. Allerlei andere planten zijn er door de jaren heen door de wind en door vogels in ‘gezaaid’. Taxus, cotoneaster, klimop, enkele essen, laurierkers en op een zwoele avond wordt de lucht overladen met de zoete geur van de talloze bloemen van wilde kamperfoelie. Buiten de bomen en enkele struiken werd er in de achtertuin het eerste jaar nog niets geplant. Wel werden de paden, meerdere bielsenbakken en een zitkuil aangelegd. Van het plan om de hele achtertuin twee steken diep om te spitten, stapte ik snel af omdat de grond extreem hard was. Meerdere buren waren het me eens. We huurden samen een frees om de klus te klaren. Een jaar later zaaide ik gras in wat in korte tijd mooier was dan de meeste ‘matten’ rondom ons.

In de voortuin plantte ik twee lindes aan weerszijden van het toegangspad, als ‘naamplaatje’. Verder enkele Servische sparren, een prieelberk, en de bodem bedekte ik met een diversiteit aan heideplanten die om beurten het hele jaar rond bloeiden. Pas vele jaren later zou dit plan volledig omgegooid worden.

De achtertuin evolueerde. De kastanje die ik in 1981 klein uit Zeeland meebracht werd te groot. Hij werd vervangen door een knotlinde. De kinderen werden groter, gras was geen must meer. Het middenstuk werd verhard met veldbrandstenen uit Meezenbroek. De woningen daar, gebouwd kort na 1900, werden gerenoveerd en heel wat keren reed ik in mijn eendje heen en weer, zestig stenen per keer. Er werden bomen, meest uit eigen kweek, bijgeplant. Er kwam meer schaduw waardoor ik de beplanting moest aanpassen. Het schuurtje, gebouwd in 1989, werd omgebouwd tot prieel, een extra plek om te genieten.

Zo’n twintig jaar geleden ging de voortuin op de schop. Met uitzondering van de lindes, de prieelberk en de thujopsis, een soort conifeer, ging alles eruit. Een cirkel van gras, in combinatie met een strak buxuspatroon vormen sindsdien de ruggengraat van de voortuin. Als deze combinatie er goed verzorgd uitziet, dan mag de border erachter gerust een beetje ‘wild’ zijn, vertelde me ooit iemand. Daar hou ik me dus ook aan. Het geheel oogt verzorgd. De lindes werden helemaal ‘gestript’; alleen de lange kale stammen bleven. Van de tientallen frisse scheuten die er een jaar later aan groeiden, bond ik er een twintigtal in, als leilinde. Zo pasten ze beter in het nieuwe concept.

Mijn eigen tuin is klein. Hij is intiem, sfeervol en ademt rust. Kabbelend water onderdrukt een deel van de straatgeluiden. De stilte wordt enkel en alleen af en toe verstoord door kippengekakel en kikkergekwaak. “Om van zo’n kleine tuin iets moois te maken is veel moeilijker dan van een grote tuin”, vertelde oom Gir me, heel lang geleden. En dat is maar al te waar. Ik vind dat me dit best goed gelukt is. Dit werd ook nog eens bevestigd door Ger Houben, groengoeroe van L1 radio. Afgelopen weken maakte hij enkele uitzendingen op locatie om uit te zenden tijdens zijn vakantieperiode. Ook  mijn tuin werd bezocht. “De mooiste voortuin echt, die ik in tijden gezien heb”, was een van de eerste dingen die hij zei.  Minutieus maakte ik met hem een rondje door de tuin waarbij hij van de ene verbazing in de andere viel. Even een rustmoment, een moment van bezinning aan de waterkant, in het prieel.  Een wijntje hoorde eigenlijk daarbij maar dat lieten we toch maar achterwege. Aan het eind van zijn bezoek waren zijn woorden: ”Het was echt genieten. Het is een kleine tuin, het is een geweldige tuin. Een juweeltje dat je kunt realiseren op elke vinexlocatie.”

Wat kan ik hier in alle bescheidenheid nog aan toevoegen?

Wil je de uitzending terughoren, klik hier.


 

 

 

Nog even wat anders.

   

Sjefke.
Kennen jullie hem nog? Piep? Op de linker foto pas een paar dagen oud, middelste een maand en rechts, even bij de baas op de hand, inmiddels ruim acht weken oud. Ik had gehoopt dat het een kipje zou zijn maar alles wijst op het tegendeel. Vandaar de naamswijziging, Sjefke. Nog steeds handtam, nog steeds rent hij achter me aan door de tuin. Echt een geweldig beestje. Maar toch zal ik hem niet kunnen houden. Als jullie iemand kennen die zich zou willen ontfermen over hem, en dan niet om hem over een paar maanden aan het spit te rijgen, laat het me weten. Omdat hij nu nog niet zo bij grotere  kippen gezet kan worden blijft hij de komende drie weken nog hier. Maar daarna…

 

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE