23 januari 2011

23 januari 2011

Tweeëntwintig

Wat is er leuk aan afwassen. Antwoord: het kijken naar vogels. Alles wat niet in de vaatwasser past laat ik staan tot de volgende ochtend, na het ontbijt. Door het keukenraam heb ik mooi zicht op de tuin. Terwijl het afwasteiltje vol loopt zie ik de eerste gevederde ontbijtgasten aanschuiven. Een spreeuw doet zich weer tegoed aan de pindakaas. Het roodborstje vindt nog wat op de tafel tussen de ‘Fleurs’ en het wakend oog van de Griekse schone. Twee pimpelmeesjes jagen elkaar na van pindanetje naar vetbol en weer terug. Ik zorg ervoor dat ik niet te snel afwas want dit weekend is het weer tellen geblazen, het nationale vogeltelweekend. Ik heb het invullijstje uitgeprint en zet streepjes. Het is zaak om op te schrijven hoeveel vogels je van een soort in één keer tegelijk ziet. Ik leg het afwasborsteltje even neer en noteer de eerste gegevens: spreeuw een streepje, roodborst een, en pimpelmees twee streepjes. Even later zie ik een vink en zet een vinkje bij de vink.

 

Vogels hebben me altijd gefascineerd. Zowel de vrije vogel als de vogel in streepjespak. Thuis hadden we van alles. Ik had het gevoel dat echt alles kon. De hond en kat, eenden, kippen, cavia’s, hamsters, muizen in alle kleuren van de regenboog, laat ik even buiten beschouwing. We hadden drie volières en de grootste werd bewoond door de meeste soorten vogels: kanaries, zebravinkjes, rijstvogels, napoleonetjes, Japanse meeuwtjes. Een Japanse nachtegaal zong de sterren van de hemel. Deze nachtegaal is tegenwoordig bijna niet meer te krijgen. Alleen vogels die in gevangenschap zijn gefokt worden verhandeld en wil je er een hebben dan zul je diep in de buidel moeten tasten. Kwartels renden op de grond hun pootjes onder hun lijfjes uit. De tweede volière was kleiner en soortarmer. Grasparkieten in alle kleuren broedden in een aantal berkenbroedblokken. Een koppeltje tortelduiven ’tortelden’ jarenlang onafgebroken, zowel zomer als winter en menig onoplettende spruit viel ten prooi aan de krielkipjes die op de grond regeerden. De derde volière was het terrein van een aantal ‘perzikkoppen’, de Agapornis roseicollis, een dwergpapegaaiensoort. In een paar jaar tijd holden zij een boomstronk volledig uit. In deze volière hadden de perzikkoppen het rijk voor zich omdat geen enkele andere vogel veilig was in hun omgeving.

Jaren later kocht ik nog eens een koppeltje. Dwergpapegaaien hebben soms de gewoonte om uit verveling hun jongen bijna helemaal kaal te plukken. Als je een akelig geschreeuw uit de broedblok hoorde komen wist je dat het weer zo ver was. Ook door dit paar werd flink ‘geplukt’. Een van de jongen werd door mij uit zijn benarde positie ‘ontzet’ en met de hand verder groot gebracht. Hij kreeg de naam Dodo omdat hij er aanvankelijk uitzag als dit uitgestorven vogelras. Hij werd heel tam.

 

In de grootste volière zat naast tal van allochtone vogels ook nog wat ‘wildzang’, vogels van hier. Deze vogels mocht je toen wél houden maar niet vervoeren. Achter het spoor zat een ‘mannetje’ die een ruime keus had: puttertjes, sijsjes, groenlingen, goud- en appelvinken. Daar wat kopen was altijd spannend en je was blij als ze thuis in de volière zaten. Geen mens die zich dan nog afvroeg hoe je er aan kwam. We vingen er ook wel zelf met een zelfgemaakte vangkooi. Aan een kant een lokvogel in een afgesloten ruimte, openstaand deurtje met welkom op de mat aan de andere kant. Gelukkig nooit betrapt want hierop stond toen al een flinke boete. Maar de gevangen vogels waren erg schuw en het duurde lang voor ze een beetje gewend waren. Sommige vogels bleken helemaal niet geschikt: een koolmees richtte in één dag een ware slachting aan waarna ik hem weer snel op vrije vleugels zette. Dit is allemaal al weer meer dan veertig jaar geleden maar het blijft trekken. In een dierenzaak loop ik toch altijd nog even naar de vogels. Pure nostalgie.

 

Het blijft stil vanmorgen op vogelgebied. Ik noteer nog een heggemus en verhoog de streepjes bij de vinken naar twee. Jammer dat het juist vandaag zo rustig is. Als deze telling in de sneeuwperiode was geweest, dan had ik al een volle lijst gehad. Voor de aardigheid schrijf ik op een kladje hoeveel verschillende vogels ik de afgelopen jaren in mijn tuin heb gezien. In willekeurige volgorde: merel, zanglijster, koolmees, pimpelmees, staartmees, boomkruiper, ekster, grote bonte specht, sijs, huismus, ringmus, heggemus, groenling, winterkoninkje, kraai, spreeuw, reiger, houtduif, Turkse tortel, gaai, vink en roodborstje.

 

Ik kom maar liefst tot tweeëntwintig.

 

      

      

Bovenste rij: Heggemus, houtduif, koolmees en jong mereltje

Onderste rij: Roodborstje, sijs, specht en vink.

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE