21 juni 2009

Een groen dak.

 

Met de week wordt het groener. Nog steeds. Als ik door het keukenraam naar buiten kijk is er van de buitenwereld, de wereld aan de buitenkant van mijn heg bijna niets meer te zien. Na een relatief droge periode is er afgelopen week eindelijk wat regen gevallen. De tuin lijkt van dit vocht een extra groeiimpuls te hebben gekregen. Maar niet alle planten hebben dit even hard nodig, dit water.

 

Tussen het groen door valt mijn blik op iets rozeroods op het dak van het prieel. Het plantje bloeit alweer; de Sempervivum arachnoideum, oftewel de spinnewebhuislook. Mooi zoals vaak met behulp van een beetje Frans een plantennaam te herleiden en goed te onthouden is want zij noemen dit voor menigeen vaak enge beestje de ‘araignée’. Meer dan tien jaar geleden kreeg Laurie een schaaltje met wat plantjes waarvan dit er een was. Na enige tijd verhuisde dit plantje, als enige overlevende, naar het dak van het prieel waar ik het klem zette tussen twee pannen. Met alleen Gods water, het hemelwater, en zonder bijvoeding groeide het gestaag. In de daaropvolgende zomer verschenen de eerste bloempjes, kleine rode sterretjes op hoge steeltjes. Als het dak wat meer zon zou krijgen, wat met de in mijn ogen te hard groeiende rode beuk alleen maar minder wordt, zou ik het helemaal vol planten met een grote diversiteit aan vetplantjes in diverse kleurschakeringen.

 

Groene daken zijn de laatste jaren sterk in opkomst. Het ziet er heel mooi uit. Bovendien verbeteren hierdoor luchtkwaliteit en leefbaarheid in met name de grote steden. De isolerende werking is een ander pluspunt. Een pand onder een groen dak heeft aanzienlijk minder stookkosten. Bovendien wordt het regenwater beter opgevangen en vertraagd afgegeven wat overbelasting van het riool voorkomt. Voor verschillende gemeenten reden genoeg om dit te stimuleren door het geven van subsidie wanneer men besluit zijn dak te beplanten met vetplantjes, mossen en grassen. Natuurlijk moet er vooraf onderzoek worden gedaan naar de draagkracht van het dak.

 

Toch is het beplanten van daken niet iets van deze tijd. Neem de plaggenhut. Een woning die gedeeltelijk in de grond werd uitgegraven en waarvan het dak werd bedekt met plaggen, afgestoken gras- of heidezodes.  Huisjes die vaak in een dag werden gebouwd. Toch was de drijfveer van dit groene dak niet de hoge isolerende werking waardoor de stookkosten lager waren. Die waren sowieso laag omdat er meestal nauwelijks geld was om te stoken. In 1901, toen de woningwet werd aangenomen, werd het bewonen van deze ongezonde hutten bij wet verboden.

Enkele generaties terug was het ook heel gewoon om deze waterige plantjes op de nok van een rieten dak te planten. Als Donar, de dondergod het wat minder goed met je voor had en de bliksem op je woning afstuurde zorgde de vetplantjes dat het vuur veel minder vat kreeg. Het plantje wordt daarom ook wel eens donderkruid of Donarkruid genoemd.

 

Als we nog verder terug gaan in de tijd komen we bij de Romeinen uit. Zij beplantten hun daken ook al met de ‘gewone’ huislook, de Sempervivum tectorum. Toen was al bekend dat dit een goede bescherming gaf tegen blikseminslag. En natuurlijk tegen allerhande andere boze geesten en onheil. Kortom teveel om op te noemen.

 

Wat houd je nog tegen. Er zitten alleen maar voordelen aan, aan zo’n groen dak.

 

     

 

                                                                                                            Groen dak in Monaco, maar dan anders

 

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE