21 februari 2010

De paddestoel van Trintelen

 

Wie sjoeën os Limburg is, begrip toch nemes. Allein de zuderling dae Limburg leef is. En door de aovendzon bestraold, kniele kinger veur ’t kruus dat ste allein in Limburg nog langs elke zandjwaeg zuus.

 

Knielende kinderen voor het kruis, dat zie je niet meer. Zandwegen zijn er ook bijna niet meer in tegenstelling tot de wegkruisen. Het katholieke Limburg is doordrenkt met wegkruisen. Kruisen die zijn geplaatst als herinnering aan een gebeurtenis, aan iemand, een ongeluk of als dank voor een verhoord gebed. Talrijk zijn de kruisen die dienst deden, of, sinds de hernieuwde belangstelling voor oude katholieke tradities, weer dienst doen als rustpunt tijdens de processie.

 

Een van de wegkruisen die me heel veel jaren geleden voor het eerst opviel was een kruis langs de doorgaande weg vanaf Ubachsberg richting Eys. Wie het er ooit plaatste en met welke reden is niet duidelijk. Een ‘toelichting’ ontbreekt. Of het ooit een rustpunt geweest is als de stoet door de velden en langs de weilanden trok is vrij onwaarschijnlijk. Maar wel weten alle omwonenden niet beter dan dat het er altijd heeft gestaan. Het was echter niet zozeer het kruisbeeld zelf  maar wel de boom waaronder het staat die me opviel. Heel veel wegkruisen staan onder een boom, en dan met voorkeur onder een linde. De boom waaronder dit kruis staat, is dit keer echter geen traditionele linde, maar een beuk. Een beuk die al vele generaties minutieus in model wordt gesnoeid.

 

Afgelopen week kwam ik er toevallig langs en stopte, stapte even uit. Absolute stilte, in de verste verte niemand te zien. De temperatuur was net boven nul en een straffe wind maakte het onaangenaam. Een dikke grillige stam met daarboven een enorme wirwar van kronkelige, door elkaar gedraaide takken staken af tegen een grijze lucht waaruit nog enkele vlokken natte sneeuw dwarrelden. Een waar kunstwerk. Een te klein zinken dakje probeerde Jezus droog te houden.

Wat een verschil met die hete vierde julimiddag in 2006 toen het hier zwart zag van de mensen. De Tour de France trok heel veel toeschouwers. Tientallen renners, voorafgegaan door een bonte stoet van reclamewagens, flitsten voorbij. De meesten, misschien wel allemaal, zullen het wegkruis en ‘d’r paddesjtool’ niet hebben gezien.

 

Want zo wordt hij hier genoemd, de paddestoel. Ze hebben hem nooit anders gekend. Al zolang men zich kan herinneren wordt de boom eenmaal per jaar met liefde door de eigenaren van de wei bijgeknipt. Van de takken werden in een ver verleden bezems gemaakt, waarmee in de stallen spinnenwebben werden verwijderd. Om de twee jaar kreeg ook het kruis een schoonmaakbeurt als ‘de brink’ voorbij kwam. Voorbij, want gestopt werd er enkele honderden meters verderop in het centrum van het gehucht waar bij een stenen kruis een rustaltaar geplaatst werd.

 

De beuk wordt al sinds jaar en dag ‘klein’ gehouden. De stamomvang is zodoende aanzienlijk minder dan dat hij zou zijn in ongesnoeide vorm. Daardoor is de leeftijd minder gemakkelijk vast te stellen. Maar ondanks dat wordt hij toch geschat op een kleine 200 jaar.

Ooit was er sprake om de weg te verbreden. De paddestoel zou dan gekapt moeten worden maar gelukkig is dat nooit gebeurd.

 

     

 

Terwijl ik weer instap bekijk ik dit ware kunstwerk nog een laatste keer. De sneeuwvlokken worden wat dikker op deze kille februaridag. Maar een toefje sneeuwklokjes aan de voet van het kruis houdt dapper vol en lijkt de winter al te willen vergeten.

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE