16 januari 2011

16 januari 2011

Thee

 

Soms loop je tegen iets aan wanneer je het helemaal niet verwacht. Snuffelend in een brocante die eigenlijk gesloten was vanwege de balans, en die nog overvol stond met allerhande kerstspulletjes, stond het onopvallend op een tafeltje. Een vierkant zilverkleurig ‘doosje’, met aan alle vier de kanten een afbeelding in ivoor. Ik had zoiets nog nooit eerder gezien. Het bleek een soort ‘theelicht’ te zijn maar dan niet met een kaarsje, maar met een klein oliebrandertje. Ik vraag me dan af waar het vandaan komt, wie het ooit gekocht heeft en wie hebben door de jaren heen hun thee hierop warm gehouden en daarna genoten van een lekkere kop thee. Hoe oud is het? Dat weten we allemaal niet.

 

Wat we wel weten is dat er al heel lang thee gedronken wordt. Van oorsprong komt thee uit China waar het volgens een legende bij toeval ontdekt werd. Toen keizer Shen Nung zo’n 5000 jaar geleden op doorreis door een bos reisde, dwarrelden enkele blaadjes van een theestruik in een pan met heet water en de lekkere geur die hierbij opsteeg werd het begin van de theecultuur. Via China kwam de thee eind dertiende eeuw in Japan terecht waar het theedrinken tot een ware kunst werd verheven. Er werden strikte regels opgesteld voor het drinken van een kop thee. Zorg dat je geen echte dorst hebt want dit ritueel duurt echt uren. Er wordt altijd groene thee gedronken. Verse, nog groene bladeren, worden gedroogd, geroosterd en tenslotte tot poeder vermalen en bewaard in een speciale doos. Met een kleine houder wordt het poeder afgemeten. Vervolgens wordt deze houder, de Chashaku, doorgegeven waarna iedereen met een eigen bamboe spatel een portie thee in zijn of haar theekommetje doet. Met een speciale lepel wordt vanuit een centrale metalen ketel kokend water in de kommen geschonken waarna met een kwastje van bamboe de thee wordt ‘opgeklopt’ tot er een schuimige bovenlaag ontstaat. Tijdens dit opschuimen ontslaat de kenmerkende bittere smaak. Je moet het maar lusten want Japanners zijn tegen toevoegingen, dus ook geen suiker!

 

Nederland maakte rond 1610 kennis met thee. Het was toen nog een bijzonderheid, voor weinigen weg gelegd. Pas eind van die eeuw werd thee in grote hoeveelheden via Batavia uit China geïmporteerd. Honderd jaar later gingen we hier pas echt theedrinken. De VOC haalde de thee toen rechtstreeks uit China. Op een gegeven moment werden door de Nederlanders theeplantages aangelegd op Java en Sumatra. De Engelsen deden dat in India en op Sri Lanka (toen nog Ceylon). Tegenwoordig kost thee niet veel meer, maar in de 18de eeuw was dat wel anders. Thee werd alleen gedronken door heel rijke mensen. Ze bouwden er zelfs speciale ‘theehuizen’, de zogenaamde theekoepels voor in hun tuin.

 

Thee kun je in principe van heel veel planten maken. De ‘echte’ thee wordt echter gemaakt van de blaadjes van het theestruikje, de Camellia sinensis. De bekendste thee is de zwarte thee. Na de pluk laat men de blaadjes eerst verwelken waarna ze vervolgens tussen twee horizontaal draaiende vlakken gerold worden. Hierbij komen stoffen vrij die belangrijk zijn bij de volgende behandeling, het fermenteren. Hierbij nemen de blaadjes gedurende enkele uren zuurstof op. De fermentatie wordt gestopt door de thee te verhitten tot 90 graden Celsius. Daarna wordt de thee gedroogd. Met verschillende zeven wordt de thee op grootte gesorteerd. Hoe groter de blaadjes, des te hoger de kwaliteit. Als laatste worden door deskundigen de melanges samengesteld waarvoor vaak tientallen soorten worden gebruikt. Daarna krijgen de verschillende soorten in grote tanks nog de tijd om op elkaar in te werken hetgeen de uiteindelijke smaak bepaalt.

Bij groene thee worden de blaadjes meteen gestoomd waardoor de thee niet de kans krijgt om te fermenteren. De bereiding van witte thee is nog eenvoudiger. De blaadjes worden na de oogst meteen gedroogd. Hoe minder zon er aan deze plantjes gekomen is, des te minder bladgroen er in de blaadjes zit en hoe hoger de kwaliteit van de thee is.

 

Genoeg theorie, nu de praktijk. Het is de hoogste tijd voor een kopje thee. Dit keer zet ik hem in de oude theepot die ooit van mijn moeder was, ooit een deel van haar uitzet, meer dan zestig jaar geleden. Groene thee dit keer, maar niet op zijn Japans, niet in poedervorm. Ik steek het brandertje van het theelicht aan en opeens lijken de afbeeldingen van ivoor veel duidelijker. Op elke kant siert een kasteel dit warmhoudertje. Een warm licht verlicht de kopjes op de tafel. Met dit sfeervolle brandertje, de oude theepot en de andere spulletjes lijkt het alsof we ons eigen theeritueel hebben. En het lijkt ook wel alsof dit het aroma ten goede komt. Heerlijk, zo’n kopje thee.

 

     

Midden: Camellia sinensis, oftewel theestruikje. (Foto: internet)

Rechts: Theeplantage op Java. Een oneindig gebied vol glooiende heuvels met groene theebladeren. (Foto: internet)

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE