13 juli 2008

(On)kruid?

Bij het zoeken tussen wat oude studieboeken en dergelijke vond ik onlangs het herbarium dat ik destijds voor mijn eindexamen Atheneum moest samenstellen. Vele vellen, inmiddels vergeeld papier, herbergen nog steeds een deel van de Limburgse flora. Een aantal planten nagenoeg ongeschonden terwijl andere op diverse plekken gebroken zijn en los zitten. Bovenop ligt de Gelderse Roos, Viburnum opulus. Bloemen asymetrisch, hét kenmerk van deze plant, herinner ik me nog. Sommige namen zeggen me niets meer. Viola riviniana, het Rivinusviooltje. Alles verzameld en gedroogd in 1972. De Eenbes, Paris quadrifolia. Gevonden op de Putberg, een beschermd stukje natuur in de buurt van Ubachsberg. In mijn oude Geïllustreerde Flora van Nederland uit 1960 lees ik dat deze hele plant ‘vergiftig’ is. Bovendien zeldzaam. Ook valt het me weer op dat planten vaak prachtige namen hebben; Look zonder look, Fluitekruid, Ereprijs, Smeerwortel. Alleen al daarom zou je ze in je tuin willen zetten. En wat vind je hiervan: de blaartrekkende boterbloem. Wat moet ik me dan daar precies bij voorstellen?

Bij het wieden in mijn tuin ben ik altijd heel voorzichtig. Er zijn zoveel planten die zich spontaan uitzaaien. En dit zijn lang niet alleen maar paardebloemen en boterbloemen. Theunisbloem en Kaardebol stonden op een gegeven moment zomaar in mijn tuin. De wilde kamperfoelie groeit in mijn heg. Waar komt hij vandaan? Een kenmerk hiervan is dat hij zowel gaafrandige bladeren als bladeren met een gegolfde of gelobde rand heeft. Wordt ’s avonds vooral door pijlstaartvlinders bezocht. Voor de Glasvleugel-Pijlstaart is deze wilde kamperfoelie zelfs de waardplant. (De eitjes worden hierop afgezet en de rups leeft van de bladen).

Jaren geleden stond er weer een nieuwkomer in de tuin. Verscholen tegen de heg. Brede bladeren rond een stengel die bovenin een groot aantal zeer kleine groene bloempjes droeg. Ik had geen idee wat het was maar ook hij mocht blijven. Door de jaren heen werd het aantal dat her en der in voor- en achtertuin opdook steeds groter. Maar het raadsel werd ook steeds groter. Niemand die ik de plant liet zien, of een foto hiervan, wist wat het was. Tot ik vorig jaar met iemand sprak die me vroeg of ik zijn tuin eens wilde zien. Mijn oog viel op de ‘mysterieplant’, die ook in zijn tuin stond. “Da’s de Breedbladige Wespenorchis, de Epipactus helleborine,” vertelde hij me. “Een inheemse orchidee”.

Dus al jaren heb ik echte orchideeën in mijn tuin! De bloemen zijn klein, dat is waar. Maar bekijk ze eens met een vergrootglas of loep. Dan zie je pas hoe prachtig dit ‘onkruid’ is, en ben ik blij dat ik dit kruid niet jaren geleden, samen met ‘echt’ onkruid heb uitgetrokken.

 VOORGAANDE                                                                                          VOLGENDE